Heksen, feeën, prinsen en dieren die kunnen praten. In sprookjes kan het. Maar wat nu als sprookjes werkelijkheid zijn? Dat de kat tegen je begint te praten en dat er op een dag daadwerkelijk een prins op een wit paard voor de deur staat, wat doe je dan?
Sprookjes zijn verzinsels, verhaaltjes. Door de vele films die er over sprookjes gemaakt zijn, spreken de karakters meer tot onze verbeelding en komen ze in onze fantasie tot leven. Eerlijk is eerlijk, pratende dieren, dat is best handig. Kan jouw hond praten, dan weet je tenminste wat hij bedoelt, als hij zit te keffen. Aan de andere kant: er zijn al genoeg mensen met een mening, als alle dieren zich ook nog eens gaan weren…
De heks die voorbijvliegt op haar bezem, de fee die met haar toverstaf van alles voor elkaar krijgt. Geef toe, daar zitten toch verzinsels bij die reuze handig zijn. Wat dacht je van de giftige appel, waar je iemand even tijdelijk mee uitschakelt? En als je een slechte slaper bent, kan zo’n spinnenwiel toch echt de oplossing zijn.
De prinsessen in sprookjes zijn over het algemeen verveelde, verwende en nogal naïeve meisjes. Neem Doornroosje, die ligt maar te wachten tot zei eindelijk door een prins wordt wakker gekust. Als sprookjes in het echt bestaan, zou ik dus nooit een prinses als Doornroosje willen zijn. Liever ben ik dan een wat zelfstandiger typje, als Elsa of Vaiana. Wat dacht je van een van de zeven dwergen, die nooit iets zelf beslist? Geef mij dan maar Aladin, die alle wensen uit laat komen. Zeg eens, als sprookjes bestaan, welk personage zou je dan willen zijn?